Een eigen taal


Een eigen taal

Zoals elk vakgebied hebben ook de Visveiling en de visserij een eigen taal, een jargon waarin de veilingmedewerkers, de vissers en de
handelaren communiceren. Zie hier een alfabetische verklarende woordenlijst. Kent u nog andere visserijwoorden? Laat het ons weten!

Afslag:
Algemeen begrip voor de veiling, genoemd naar het afslaan van de veilingklok door een handelaar op het moment dat de door hem gewenste prijs is bereikt.

Afslager:
Degene die alszodanig de veilingklok bedient.

Dagboot:
Relatief kleine vissersboten die ’s avonds uitvaren en de volgende dag terugkomen. De bemanning bestaat meestal maar uit 3 personen.

Dockshelter:
Beladingstunnels met temperatuurregeling

Flessen:
Inktvis

Hammen:
Staart van zeeduivel

Hondjes:
Kleine haaitjes

Hornaart:
Bressiaans voor garnaal

Mijnen:
Het akkoord gaan van een handelaar met een op de veilingklok bereikte prijs. Toen er nog geen klok gebruikt werd, noemde de afslager de telkens lagere prijzen en riep de handelaar “mijn” als hij de partij vis tegen de op dat moment genoemde prijs wilde kopen.

Mooie meid:
Heek

Peken:
Sorteren van vis

Rode soldaat:
Engelse poon

Veilingklok:
Grote, ronde wijzerplaat in de veilingzaal, met een wijzer die van hoog naar laag langs de voorgestelde prijzen loopt

Vismijn:
Een ander woord voor afslag, wordt vooral in Zuid-Nederland gebruikt


Back | Top